Stroomstuwing is een fenomeen dat zich voor doet bij lokale opwekking van zonne-elektrische energie. Op mooie zonnige dagen kunnen zonnepanelen bij de gunstigste zonnestand zoveel energie opleveren, dat die energie niet wordt opgemaakt door de woning, maar wordt teruggeleverd aan het net. Dit is maar beperkt mogelijk als op hetzelfde moment een aantal installaties aan het net gaan leveren. Dit kan aanleiding zijn voor een netspanning verhoging buiten de daarvoor gestelde grenswaarde. Er is dan sprake van ‘stroomstuwing’ op het net. Uit veiligheidsoverwegingen wordt dan de opwekking van zonne-energie uitgeschakeld totdat de netspanning weer binnen de gestelde marges is gekomen en het surplus weer aan het net kan worden geleverd.
Stroomstuwing bij zonne-energie opwekking komt alleen overdag voor rondom het middaguur bij zonnepanelen met een Noord-Zuid oriëntatie. Bij installaties op het oosten of het westen, is de hoeveelheid opgewekte energie lager en tevens het tijdstip van de maximale opwekking voor of na de maximale opbrengst van de Noord-Zuid oriëntatie, zodat dan de stroomstuwing minder waarschijnlijk wordt.
CosPhi verbetering
De Cosinus Phi wordt ook wel ‘arbeidsfactor’ genoemd. Met Cosinus Phi wordt de fase verschuiving tussen stroom en spanning aangeduid. De ideale Cos Phi is 1 (geen fase verschuiving).
De Cos Phi van een huisinstallatie ligt op ongeveer 0,9, de Cos Phi van het net ligt op ongeveer 0,1. Door de aansluiting van een grote condensator is er Cos Phi verbetering te bewerkstelligen. Bij gebruik van een omvormer voor zonnepanelen naar 230/400V is dit ook te bereiken.
Een lage Cos Phi levert bij stroomtransport meer verliezen op en is nadelig op het gebied van ‘netcongestie’.